Luang Prabang, een van de grotere steden in Laos, was vroeger een oude koninklijke hoofdstad die tegenwoordig vooral populair is vanwege de grote hoeveelheid tempels en kloosters. De stad is aardig uitgestrekt, maar er wonen slechts zestien duizend mensen. Luang Prabang behoort, samen met Vang Vieng en Vientiane tot de meest populaire reisbestemmingen. Wij hadden dan ook bedacht om hier een dag of vijf te blijven en vervolgens met de boot twee dagen de Mekong op te varen tot aan de Thaise grens. Echter, wij vonden de stad meer van hetzelfde: veel tempels en kloosters, veel goede (Franse) restaurantjes en een paar grotten en watervallen die in dagtripjes bezocht kunnen worden. Na drie nachten besloten we dus weer verder te gaan. Vanaf Luang Nam Tha zouden we ook met een bootje de grens kunnen bereiken, dus daar maar heen dan.
Gezien onze Laos buservaringen tot nu toe, leek het ons een goed idee om ruim op tijd aanwezig te zijn. De rit zou tien uur duren en om negen uur 's ochtends beginnen. Om half acht stonden er al aardig wat tassen op stoelen, maar gelukkig was er voorin nog een bankje vrij: bezetten en ontbijten maar. Echter, toen we om kwart voor negen de bus instapten, was de bus nog erg leeg. Sterker nog, iedereen had een bankje voor zichzelf alleen: wat een luxe! Wij konden dit natuurlijk niet geloven en dachten dat we waarschijnlijk nog langs een ander station zouden gaan om een heel dorp op te pikken, maar niets bleek minder waar. Aangezien het vrijdag de dertiende was, waren we voorbereid op wat tegenslag, maar gelukkig bleek dit niet nodig te zijn. Ondanks de gebruikelijke taferelen: een boom dwars over de weg, een vrachtwagen die vastzat in de modder en werd uitgegraven en modder (als gevolg van een landslide) die moest worden opgeruimd, waren we binnen tien uur in het paradijselijk Luang Nam Tha aangekomen.